WIES COLLARIS-JACOBS
mei 2013

Ik heb vandaag gesproken met Wies Collaris-Jacobs. Ik zie haar elke zondag in de kerk waar ze als acoliet haar steentje bijdraagt aan de Eucharistieviering.

Wanneer ben je begonnen als vrijwilliger in de parochie?

Ik zat in de 6e klas bij juffrouw Dieteren die me vroeg om bij het Maagdenkoor te komen zingen. Ik zong graag dus dat wilde ik wel. We zongen op zondag in het lof (waar ik mocht voorzongen en Harrie Harst het orgel bediende) maar ook in trouwmissen. Toen ik een jaar of 15/16 was leerde zij me het Ave Maria en het Panis Angelicus om dit als solo te zingen als er om werd gevraagd in een trouwmis. En zo kwam het dat de heren Essers en Meertens op een dag bij ons thuis kwamen vragen of ik lid van Orpheus wilde worden. Maar ja, ’s avonds alleen in het donker naar Hellebroek terug, dat ging natuurlijk niet. Omdat Tiny Muitjens, ook uit Hellebroek, lid was mocht ik toch gaan. Dat is 48 jaar geleden.
Mijn man Alphons zat in het bestuur van het kerkkoor en via hem kwam de vraag of ik ook in het kerkkoor wilde zingen omdat er te weinig sopranen waren. En dat doe ik ook al 30 jaar.
In 1998 vroeg Herman van den Berg me of ik acoliet wilde zijn in begrafenismissen. Door het tekort aan misdienaars dien ik nu ook op zondag de mis.

Wat doe je nog meer?
Aan de vijfsprong, hier achter op de landweg, stond een kruis dat elk jaar werd vernield. In 1995 hebben Alphons en ik er een nieuw kruis en beplanting rondom geplaatst (als een kapelletje) en verzorgen we het.
Met mensen uit de buurt poets ik de kapel hier in Hellebroek. We gaan nu weer nieuwe rozen maken voor de versiering, want tijdens de processie wordt hier de mis opgedragen.
En dan zit ik in de poetsploeg die de kerk twee keer per jaar een grote beurt geeft. Vroeger, in de tijd van pastoor Helgers, deed ik hier al aan mee. Toen waren het vrouwen van de boerinnenbond die dat werk op zich genomen hadden. Maar op een gegeven moment zaten die allemaal in de kleine kinderen en stopten ermee, ik ook. Mevrouw Schoenmakers heeft die taak toen op zich genomen en na haar hebben (vooral) leden van Orpheus en het kerkkoor dit werk opgepakt.
Ook heb ik met veel plezier als vrijwilliger gewerkt op de zorgboerderij, vanaf haar bestaan. Ik bakte er taarten met de cliënten die ze serveerden op het terras. Eén jaar heb ik bijgehouden hoeveel taarten ik daar heb gebakken: 450!
De kleindochters, die naast ons wonen, komen tussen de middag hier eten en het geeft me energie om met hen bezig  te zijn. We hebben twee pony’s in de wei waarmee zij in de manege gaan rijden.

Ik ben geboren op een boerderij in Walem. Mijn moeder is jong gestorven; na het hertrouwen van mijn vader verhuisden we naar de boerderij in Hellebroek. Ik heb het boerenwerk altijd heerlijk gevonden, het omgaan met de dieren maar ook het landwerk. Na mijn schooltijd ben ik dan ook op de boerderij gebleven. Ik trouwde met mijn buurjongen wiens ouders ook een boerderij hadden.
Naast de pony’s hebben we ook twee schapen en vier kippen. Van het fruit van de fruitbomen maak ik jam en appelmoes. En die jam wordt natuurlijk ook gebruikt voor op de taarten die ik altijd bak.
In de tuin werken vind ik fijn en ik ga graag een stuk fietsen, met mijn kleinkinderen of alleen. Ik kan niet stilzitten en niets doen. Er is wel altijd iets te doen. Klussen als verven of behangen vind ik ook niet vervelend. Met Alphons heb ik bv. de woning van mijn schoonouders verbouwd voor zoon en schoondochter.

Wies Collaris is wel het schoolvoorbeeld van “een bezige bij”. En dat bezig zijn, of het nu voor de parochie, in de tuin of verbouwklussen zijn, dat geeft haar voldoening en nieuwe energie om “door te gaan zolang als ik het kan”.